Het was vroeger verdomd hard werken in de Groninger Veenkoloniën. Tot in de jaren dertig van de vorige eeuw had vrijwel iedereen werk in dit gebied. Eerst in het veen en later in de strokartonindustrie en de aardappelzetmeelindustrie. Toen in de jaren dertig diverse bedrijven van de eerdergenoemde industrieën sloten, kwamen daar geen alternatieven voor in de plaats en een groot gedeelte van de bevolking kwam zonder werk te zitten. Het verval werd ingezet en het gebied kreeg met name door de hoge werkloosheid een negatief imago.
Sinds het begin van de jaren zeventig staat het gebied met ruim 72000 inwoners bekend als probleemgebied. De economie in de provincie Groningen groeide in 2016 met 2,2 procent. In Oost-Groningen, waar de Veenkoloniën onder vallen, groeide de economie slechts met 1,7 procent. Dat is een half procent onder het landelijk gemiddelde.
Gemeenten als Stadskanaal, Veendam en Pekela behoren tot de armsten van Nederland en het gebied kampt met vergrijzing. Van de bevolking is 8,5 procent werkloos, landelijk is dit 6 procent. Het aantal 65-plussers bedraagt 27,6 procent, dat is bijna tien procent meer dan het landelijke percentage. Het gemiddelde inkomen per inwoner in de gemeente Pekela ligt met €18.700 twintig procent onder het landelijk gemiddelde. Jaar in jaar uit komt deze gemeente in allerlei lijstjes voor als slechtst bewoonbare gemeente of armste gemeente. Volgens het Verwey-Jonker instituut is Pekela voor kinderen zelfs een van de slechtste plekken om op te groeien.
Veendam en Stadskanaal doen het overigens niet veel beter met een gemiddeld inkomen van respectievelijk €20.600 en €19.400 per inwoner. Bovendien is Stadskanaal de gemeente met het hoogste percentage arme uitkeringsontvangers (31,5%) als de grote steden niet worden meegerekend. Ook de gemeente Veendam kampt met armoede. In december 2017 moest de voedselbank een cliëntenstop afkondigen omdat de vraag zeer groot was.
In dit achtergrondverhaal moet duidelijk worden waarom het zo ver is gekomen met de Veenkoloniën en wat moet gebeuren om van de Veenkoloniën weer een regio te maken die het economisch voor de wind gaat.
Herinrichting
Volgens Dirk Strijker, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen en gespecialiseerd in de problemen rondom de Veenkoloniën, is de werkloosheid en armoede in de Veenkoloniën te verklaren door het feit dat na de sluiting van een aantal bedrijven die gespecialiseerd waren in strokarton en aardappelzetmeel, hier geen alternatieve bedrijven voor in de plaats zijn gekomen. De werkloosheid werd minder na de komst van het grote bedrijf Philips in Stadskanaal. “Maar een groot gedeelte van de bevolking bleef zonder werk”, zegt Strijker.
Om die werkloosheid te verklaren moeten we terug naar de jaren zeventig van de vorige eeuw. Toen werd besloten dat een herinrichting van het gebied moest plaatsvinden. Transport dat via de kanalen ging was niet meer mogelijk, omdat de provincie besloot om deze kanalen dicht te gooien vanwege de opkomst van transport per wiel. De vaarroutes die de Veenkoloniën hadden, werden vervangen door wegen en het gebied werd gereed gemaakt voor landbouw. “Het zogeheten vaargebied werd een nadeel voor de Veenkoloniën”, zegt Strijker.
Mede door het inzetten op landbouw was AVEBE lange tijd met 3500 werknemers de grootste werkgever in de Veenkoloniën. Na vele sluitingen en de ontslagen die vielen bij AVEBE moest eind jaren tachtig, begin jaren negentig een andere weg worden ingeslagen in de Veenkoloniën. Er kwamen namelijk geen alternatieven voor de werkende bevolking in de plaats. Het asielzoekerscentrum in Ter Apel moest een gedeelte van de werkloosheid oplossen. Ook werd het Refaja Ziekenhuis in Stadskanaal uitgebreid, met name de dienstverlening.
Door deze koersverandering werd maar een klein gedeelte van de werkloosheid opgelost. Het grootste deel van de laagopgeleide bevolking kon maar moeilijk weer aan het werk komen. De verdwijning van de industrie had een grote impact op het gebied.
Overheidsbeleid
Een andere reden voor het negatieve imago van de Veenkoloniën is dat het gebied platteland is en tegenwoordig heeft de bevolking op het platteland het niet makkelijk in Nederland. Bettina Bock, hoogleraar plattelandsontwikkeling aan de Rijksuniversiteit Groningen, vindt dat de overheid beter haar best moet doen om het platteland leefbaar te houden.
Volgens Bock is het overheidsbeleid op zo’n manier ingericht dat hoogopgeleide mensen het platteland wel móéten verlaten. “De nationale overheid moet meer verantwoordelijkheid nemen om krimp en groei in samenhang te beschouwen en ervoor zorgen dat de problemen die groei van de stad voor de andere gebieden oplevert op te vangen. Ik zou ook voorstander zijn van een meer polycentrische benadering waarbij we niet alleen in de stad investeren maar juist in verschillende gebieden wat de bereikbaarheid van ‘de periferie’ ten gunste zou komen en groei in meer plaatsen zou stimuleren. Ik denk dat steeds maar doorgaande groei van de Randstad ook niet leefbaar en houdbaar is”, zegt Bock.
Met andere woorden: de overheid moet in meer gebieden investeren en de bevolking moet meer verspreid worden over Nederland. De verstedelijking moet worden teruggedrongen. “Dit zou een oplossing kunnen zijn voor de Veenkoloniën, dat de bevolking in dit gebied gemengder gaat worden dan het nu is. Zo kan de huidige bevolking er blijven wonen en blijven de voorzieningen open”, zegt Bock.
Bock vindt dat de overheid een grotere rol moet spelen om tot een oplossing te komen voor de Veenkoloniën. “De kinderen in sociaal zwakke wijken in de Veenkoloniale gemeenten hebben weinig kansen en komen weinig buiten de eigen woonplaats. Door deze hoge armoede staan deze kinderen min of meer buiten de hoofdstroming. Kansen creëren voor deze mensen is heel lastig, want er is een grote afstand tot de arbeidsmarkt”, zegt Bock.
De overheid moet volgens Bock ervoor zorgen dat deze kinderen iets te kiezen hebben en niet automatisch in de bijstand belanden. “Nu groeien ze op in deze bijstandsgezinnen en belanden ze in hetzelfde schuitje als hun ouders. Daarom moeten projecten gestart worden op grootschalige wijze. In de praktijk betekent dat voldoende geld stoppen in het onderwijs. Meer geld dan in sommige andere gebieden. Eigenlijk is dezelfde aanpak nodig als voor de zwakke scholen in de grote steden. De overheid moet kinderen meehelpen de wereld te ontdekken door middel van schoolreisjes, stages en uitwisselingen met andere gebieden. Die kant moeten de Veenkoloniën op.”
Bestuurlijke problemen
Maar niet alleen de hoge werkloosheid en armoede zorgen voor het negatieve imago van het gebied. Ook het lage aantal hoogopgeleiden (hbo+) speelt een rol. Nederland kent 30 procent hoogopgeleiden. In de Veenkoloniale gemeenten ligt het aantal hoogopgeleide mensen erg laag (onder de 20 procent). Veendam kent 19 procent hoogopgeleiden, Stadskanaal en Pekela respectievelijk 17 en 10 procent. Daarmee scoren deze gemeenten het laagst van heel Nederland.
Op bestuurlijk niveau hebben zich daarom veel problemen voorgedaan. “Stadskanaal en Veendam liggen voortdurend met elkaar overhoop wat betreft de gemeentelijke herindeling. Als je in een gemeente geen hoog aantal hoogopgeleiden hebt, zie je dat op bestuurlijk niveau ook terug. Je hebt in de Veenkoloniale gemeenten namelijk een minder kundig bestuur doordat er simpelweg geen hoogopgeleide mensen te vinden zijn voor bijvoorbeeld de functie van wethouder”, zegt Strijker.
Het beruchte Akkoord van Westerlee is hier een goed voorbeeld van. Dit akkoord uit 2016 moest ervoor zorgen dat in Oost-Groningen mensen minder afhankelijk werden van de sociale werkvoorzieningen Synergon en Wedeka en zorgen voor de komst van meer reguliere banen. De gemeenten werden 18 miljoen euro toegezegd door toenmalig staatssecretaris Klijnsma, maar konden het niet eens worden over de toekomst. Het gevolg was dat de beloofde 18 miljoen euro niet kwam en Veendam verliet de onderhandelingstafel.
Wat voor gevolgen had het mislukte Akkoord van Westerlee voor de Veenkoloniën? Synergon en Wedeka bleven hierdoor de grootste werkgevers en voor veel laagopgeleiden zijn naast deze werkvoorzieningen weinig of geen alternatieven te vinden in de regio. Dit gegeven maakt duidelijk dat het Akkoord van Westerlee de werkgelegenheid een impuls had kunnen geven.
Initiatieven
Na het mislukken van het akkoord lanceerde de gemeente Stadskanaal een commerciële werkplaats naast het gebouw van Wedeka. Deze werkplaats moet mensen zonder baan opleiden voor een technisch beroep. “We hebben onze hoop gevestigd op deze ontwikkeling. We willen via deze weg de werkloosheid terugdringen en de kansen vergroten op een reguliere baan. Of dit een succes gaat worden zal de toekomst moeten uitwijzen”, zegt wethouder Johan Hamster van de gemeente Stadskanaal.
Stichting Bedrijvigheid Pekela neemt door het mislukte akkoord ook het heft in eigen hand. De stichting pleit voor meer samenspel tussen onderwijs, overheid en ondernemers. Het doel is om meer banen te creëren door middel van het ontwikkelen van nieuwe toepassingen van de cannabisplant, knolgewassen en minerale grondstoffen die gewonnen worden in Veendam. Een van de initiatiefnemers is Jakob Zwinderman, voorzitter van deze stichting. Samen met Gert Brouwer van Parkmanagement de Veenkoloniën, een stichting die de belangen behartigt van bedrijven in de Veenkoloniën, wil hij ervoor zorgen dat inwoners weer trots kunnen zijn op de regio.
Zwindermans bedrijf houdt zich bezig met advisering op het gebied van management en bedrijfsvoering. De gemeenten Pekela en Veendam willen het negatieve imago van zich afschudden: “We willen niet meer geassocieerd worden met alles wat slecht is”, zegt Zwinderman.
Volgens Zwinderman hebben niet alleen de mensen in Veenkoloniën last van het negatieve imago, maar ook de algehele economie. Een negatief imago, daar zijn ondernemers gevoelig voor. “Het investeringsklimaat is heel dun en als er iets verkeerd gaat is er niet direct een alternatief voorhanden. Het verdwijnen van werk, mensen en woningen wordt hier niet zo snel gecompenseerd als in andere streken”, zegt Zwinderman.
Honderd jaar geleden was er veel industrie in de Veenkoloniën. Dat leverde volgens Zwinderman naast werkgelegenheid ook veel vervuiling op van bijvoorbeeld het Pekelderdiep. Later is het diep opgeknapt en kreeg het een beter aanzicht. Daarnaast was er een type medewerker die, zoals we eerder constateerden, laaggeschoold was en soms de slag heeft gemist om ander werk te zoeken en te vinden.“Het resultaat is dat een zeer welvarende streek met veenafgraving, scheepvaart, aardappelteelt, granen en kartonindustrie na verloop van tijd verworden is tot een streek die aan de onderkant van de lijstjes komt. Met relatief hoge (jeugd) werkeloosheid, meer lage lonen, minder geschoolde mensen, diefstallen en meer mensen met overgewicht. Daarbij wordt het eigen (negatieve) beeld nog eens versterkt door de media (EO-uitzending over Oude Pekela uit 2015) en het beeld van mensen uit de Randstad. Je zou er bijna nog in gaan geloven dat hier niets kan en niets wil”, zegt Zwinderman.
Dat niks kan in de Veenkoloniën is volgens Zwinderman absoluut niet waar: “Het bedrijf Koopjesdrogisterij in Oude Pekela is een van de grootste online drogisterijen van Nederland. We hebben hier met HempFlax en Dun Agro twee grote fabrikanten van industriële vezelhennep. De best verkopende camperspecialist zit in Pekela en er zijn studenten uit de Veenkoloniën die hoge posities hebben in het onderwijs en bedrijven. Het centrum van Oude Pekela gaat bovendien op de schop en krijgt een beter aanzicht. Alleen bereikt dit de andere Nederlanders onvoldoende, want een imago is een zevenkoppig monster. Als je er één negatieve hebt afgehakt, komt er een nieuwe (negatieve) voor terug”, zegt Zwinderman.
Zwinderman vertelt dat bedrijven in de Veenkoloniën het negatieve imago tegen willen gaan: “We hebben een sterke ondernemersvereniging die met diverse initiatieven komt. Elke maand is er een activiteit.”
Samenwerking
Ook op het gebied van samenwerking wordt er hard gewerkt aan een beter imago. “We doen mee aan de gebiedscoöperatie Zuid- en Oost-Groningen met 6 gemeenten, 11 ondernemersverenigingen en 1300 verbonden ondernemers. Ook de Rijksuniversiteit en de Hanzehogeschool werken mee aan meer bedrijvigheid, meer innovatie en meer banen. We willen letterlijk studenten uit de Veenkoloniën, die nu in de stad Groningen zitten, weer de regio intrekken met innovatieve opdrachten en onderzoeken. De eerste 25 studenten zijn al begonnen en er zijn al tien innovaties gepresenteerd. Het begint te lopen”, zegt Brouwer.
Zwinderman en Brouwer zijn er trots op wat er nu gaande is in de Veenkoloniën. “Het is de bedoeling dat ook bedrijven in de Veenkoloniën gaan profiteren van deze ontwikkelingen. Het begin is er in ieder geval”, zegt Brouwer.